Winterloof. Late gedichten 1884-1887(1887)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Aan een zestienjarige. In dank voor haar beeltenis. De eene dienst is de andre waard. 'k Heb uw lief gezichtje: Wel, zoo dient de lier besnaard Voor een dankbaar dichtje. Want een dichtje moet het zijn, Aardig vleiend maagdelijn, Zoo ik mij zal voegen Naar uw ‘groot genoegen’. Nonnie staat nog aan 't begin Van haar jeugdig leven, Nonnie ziet het vroolijk in; Blijde lachjes zweven Om haar on-betrokken mond, En haar oogjes gaan in 't rond Met die heldre blikken, Die een hart verkwikken. Nonnie-lief, geniet uw jeugd, Smaak uw jonge jaren; Moge ook laatre levensvreugd Rijklijk u weêrvaren. ‘Treed op’ - 't is het oude lied - ‘Rozen, en vergeet mij niet’. Wil ook niet vergeten Wien gij 't dank moet weten. Mei 1886. Vorige Volgende