2 Leiden, maandag 3 maart 1834
verzocht mij dus een uur te bepalen waarop hij 't genoegen hebben mocht den Heer
Fleming aan mij voortestellen, en wij kwamen over een daartoe Donderdag middag,
den theetijd te bestemmen. Hasebroek laat niet na
mijn lof en met veel vergrooting over al uit te bazuinen waar hij meent dat hij
mij er plaisir mee doen kan; ik kan in hem deze zijne vreemdheid aan Jalouzij en
ware belangstelling in mijnen opgang niet genoeg roemen.
12 uur n.b. [naar bed]