Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermdHaarlem, donderdag 2 juli 1835Haarlem 2 Juli. Mijn moeders Verjaardag en - Serena de bruid. Zij blijft op haar kamer tot 1 ure. Ik den meesten tijd met haar, spreek over haar toekomst, help haar in 't verscheuren van oude brieven. Zij is zoo kalm, zoo welgemoed, zoo geestig, en spreekt zoo weinig over 't gewicht van dezen dag, dat het mij duidelijk is, dat haar toekomst haar geen oogenblik benauwt. Tegen 1 ure begeven we ons naar de voorkamer en | |
[pagina 167]
| |
vinden des Bruigoms Zusters,Ga naar voetnoot671 met wie hij tot hiertoe samen gewoond heeft; zwijgende, in tranen. Om 1 ure komt de Bruigom met mijn vader van 't Stadhuis. Men laat hem in de achterkamer. Door mij voorgegaan, wordt Serena door mijne Moeder tot hem geleid. De wederzijdsche familie schaart zich in 't rond. Serena frappeert mij door haar aanvalligheid, door de gracie van haar optreden en voorkomen, meer dan ooit. Zij is in 't wit, en doodsbleek van ontroering; zij buigt het hoofd onder 't gewicht van het oogenblik. Al haar zachtmoedigheid, al haar beminnelijkheid, lacht in hare trekken. Een beeld van maagdelijken schroom, staat zij daar aan de hand van hare moeder. Allen zijn wij hevig aangedaan. Tranen en hoorbare snikken. Ik kon het gelaat van den Bruidegom op dit oogenblik niet gadeslaan. ‘B! zegt mijn moeder: ‘Ziedaar nu uw Bruid. Zoo'n uur heb ik nog nooit in mijn leven gehad. Maar behandel haar zoo dat ik het zegenen mag, tot mijn laatste oogenblik toe.’ Toen tot zijn zusters: ‘Ik beveel haar u aan, als het liefste dat ik heb, neem haar op als een zuster.’ Daar was zoo veel teers en tevens zoo veel aandoenlijks, zoo veel echt vrouwelijks en moederlijks en de schoone stem mijner moeder, dat hare woorden mij tot in 't gebeente ontroerden. De Bruigom antwoordde: ‘Ik heb die gelofte bij mijzelven afgelegd.’ Serena sprak niet. Zij kussen elkander en wij allen omhelzen het jonge paar. De vrouwen weenen. Ik beef. Men geleidt hen naar de voor hen versierde zetels. De kleinen, die hen met bloemen bestrooid hebben, brengen hunne geschenken. Mijn moeder weet met een woord de tranen in lachjes te doen veranderen. Alles krijgt een vroolijken plooi. Hartelijke vrienden, komen gelukwenschen. |
|