Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd's Gravenhage, zaterdag 18 oktober 1834's Gravenhage Zaterdag 18 Oct. De hevige storm van gisteren en eergisteren heeft te Zandvoort éen, te Katwijk drie, en te Scheveningen waarheen ik mij begeef, een vijfde schip doen stranden.Ga naar voetnoot390 't Was een Brik, gevoerd door een Deen, komende van Bordeaux met een lading wijn en pruimen en bestemd naar Hamburg. In de herberg zag en sprak ik den Kapitein, die met twee der bemanning, de eenige die van de zes behouden waren, aan den gemeenen haard zat. Een stoere kerel; Noords mannelijk schoon; kort van stel, goed in 't vleesch, forsch gespierd; groote blauwe oogen, blond-bruin haar, bruinroode wangen, spierwitte tanden. Hij zat daar neder met al het uiterlijk van een man die een zwaren worstelstrijd heeft doorgestaan. Tweemaal vierentwintig uren had hij met de stormen gekampt, en daarin wel gewisselijk de geheele gamma der mannelijke gemoedsbewegingen doorgeloopen. Zes uren had hij met hoop op behoud voor anker gelegen. 's Namiddags te twee uren was dit bezweken, en hem | |
[pagina 109]
| |
niets overgebleven dan op de kust aan te houden, ten einde zoo ver mogelijk op het strand te schieten. 't Was gelukt, maar vier jonge mannen, aan wie deelgenootschap in allerlei gevaar hem verknocht had, had hij voor zijne oogen zien verdrinken; hijzelf en de beide overigen, daarna niet dan met levensgevaar gered. Zoo zat hij daar neder, vrijwezende; niet klagend, niet morrend, niet wrevelig, maar zijn lot getroost, met de bewustheid zijn plicht te hebben gedaan. Ik althans heb hem geen andere klacht hooren uiten, dan dat hij ‘meer dan de helft zijner mannen had verloren; dat hij vier lijken zou zien aanspoelen!’ |
|