Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermdLeiden, maandag 13 october 1834Leiden 13 Oct. Maandag. Brief en gedicht van Van Walré ontvangen in antwoord en dank op mijn brief en Gedicht met het pres. ex. v. Jose.Ga naar voetnoot365 [Zie het vers aan Walré met mijn Jose. Dichtw. I. 304].Ga naar voetnoot366 (Afschrift van den brief van J. van Walré, met het Gedicht ‘Aan den Auteur van Jose’.)Ga naar voetnoot367 | |
[pagina 104]
| |
den Heere N. Beets.Ga naar voetnoot368
WelEdele Heer!
Uw verpligtend geschenk van Uwen José , Uw vertrouwelijke brief ten geleide van hetzelve en Uw voor mij zoo vereerend gedicht - alles was mij hoogst aangenaam en des te meer verrassend daar ik, door mijn krank geheugen, mij niets meer van Uwe voorloopige belofte herinnerde? voor het een en ander betuig ik U mijnen opregten dank. Sinds lang onderscheidde ik Uw dichttalent en deze nieuwe proeve bevestigt mij in mijne gedachten. ‘Gij wenschet (zegt Gij in Uw kort voorberigt) den stijl en den toon van Byron te vatten’; dit deed mij in het eerst vermoeden, dat het stuk eene navolging was, maar ik heb bevonden van neen; doch van waar is 't verhaal dan? of is het louter fictie? ‘Ik ben het met UWEd. niet geheel oneens, dat het welligt sommigen liefhebbers van den streng klassieken toon, minder zou kunnen maken.’ Mooglijk hebt Gij U daarom wel in den sluijer der naamloosheid gehuld, dien Gij toch, dunkt mij, gerust had kunnen opligten; ik billijk echter Uwe Anonym; over een halve eeuw - toen de Hollandsche poëzy nog op verre na haren tegenwoordigen luister niet herkregen had - gaf ik ook mijn eerste produkt (Willem I)Ga naar voetnoot369 naamloos uit, met geen ongunstigen indruk, en toch verliepen er sedert toen 30 jaren eer ik mij liet overhalen, om met eenige Heidebloemen,Ga naar voetnoot370 onder mijn naam ten voorschijn te komen en het onthaal van de stukken, die ik verder uitgaf, ontmoedigde mij niet, totdat ik zelf overtuigend gevoelde, dat het tijd was tot Heksluiting,Ga naar voetnoot371 en wat er sedert tusschen de posten door, nog uitgroeide, is NawerkGa naar voetnoot372 geweest. Ik acht mij zeer vereerd, dat UWEd. zulk een vleijend blijk van achting aan mijne Vrije dichterlijke loopbaan schenken wilt; maar vooral ben ik getroffen, dat Uwe vurige, krachtige dichtgeest zich aan het koude, verzwakte gevoel van den mijne onderschikt. Waarlijk, ik weet nauwelijks hoe mij in dezen bescheiden genoeg te gedragen, & in discussiën over het klassieke en romantische of in letterkundige aanmerkingen te treden, komt hier niet te pas; het stuk in zijn geheel, zooals het daar ligt, heeft mij getroffen, en den Dichter doen ontwaren; bij verscheidene schilderingen rees in mij de stille keur gedachten op: ‘Ik zou wel wenschen, dat ik dit gemaakt had!’ Ondertusschen heb ik meer dan eén lezer ontmoet, die tot de zoodanigen behoorde, die meer verwarring en ontknooping verlangen; en of misschien, door eene profasis,Ga naar voetnoot373 die het verharde karakter uws ongelukkigen helds wat meer motiveerde, om hem | |
[pagina 105]
| |
te belangrijker en verschoonbaarder en hem tot een voorwerp van medelijden, in plaats van afgrijzen, te maken, Uwe krachtige tafereelen geen welgevalliger Coloriet zou hebben kunnen geven, wil ik niet beslissen - hoe kwam Jose tot zulk een' Graad van menschenhaat, bloeddorst en zelfs verdoemenis? Wat was hij? Een woest partijganger? Een roover? Een hebbelijke moordenaar? en - Waarom? Zie vs. 302,3.Ga naar voetnoot374 Zulk een verworpeling van God en menschen komt niet in eéns zoo ver! de gradatie, zoowel als de oorzaak, ligt in het duister; een tirannieke Voogd - grievend onregt - ontrouw - jaloezy - iets kon, iets moest, meent men, eenigen grond tot zulk een verschrikkelijk neen, enz. leggen. Zoo ook is het slot - ‘het gevonden uitgestrekt lijk...en het gebroken zwaard’Ga naar voetnoot375 duister, twijfelachtig, onbestemd: de zoodanigen nu, die van elk Uwer schoone tafereelen de historia facti, cum annexisGa naar voetnoot376 verlangen, zonder op derzelver krachtige schildering en kunstwaardij te willen (of te kunnen) letten, zullen liever een oppervlakkige, ligt bevatbare Legende of Vertelling lezen; dat spijt mij, daar ik mij verbeeld, dat het U ligt mogelijk zou geweest zijn eenig meerder licht over zijn zwart noodlot te verspreiden - maar ik kan ook verkeerd zien. Over litterarische kleinigheden en aanmerkingen van gering belang zou ik liever mondeling dan schriftelijk met UWEd. handelen: regel 955 houd ik voor een onopgemerkte drukfout.Ga naar voetnoot377 't is waar de caesuur van regel 341 is verkeerd.Ga naar voetnoot378 de variant is wel wat harder - voor een zang - zou: der nonnenrei zong - ook nog wat vloeibaarder en zachter zijn? Maar -- ik zou in geen litterarische punten komen, dus basta: hoe ik over Uw dichtwerk denk, zal U nu wel niet meer vreemd zijn; ik wensch van harte dat Haarlem U nog eens onder Zijne beroemde Dichters tellen moge! | |
[pagina 106]
| |
30. J. van Walré (1759-1837).
| |
[pagina 107]
| |
Aan den Dichter van Jose
Reddo quae possum.Ga naar voetnoot379
Zoo 't waar is, dat ik ooit in mijn, eens bruischend, bloed
De Kiem der poëzy gevoeld heb en gevoed,
En door haar heimlijk vuur gedreven,
Bekend of onbekend, van vijand of van vriend,
Een lauwerblaadjen heb verdiend -
Die tijd vlood heen; mijn webbe is afgeweven.
'k Ontlook maar pas, toen Hollands poëzy
Verrees als uit een lange, doffe rust:
Haar nieuwe Zonnen troffen mij!
'k Vond in heur stralen moed en lust
En die verrukking bleef me bij. -
Zoo, van oorspronklijk vuur doortinteld, roerde ik, eenzaam,
Het nedrig snarentuig, slechts met natuur gemeenzaam,
Zij bleef mijn gids, mijn baak, mijn Zon, tot aan het end;
En nu, schoon de oude lier ontwend,
(Treft zuiver harpakkoord ooit onverwacht mij de ooren)
Heffe ik mijn oog, bij zulk een klank,
Nog, in verrukking op naar nieuwe Météoren,
'k Zeg daarvoor 's Hemels gunst en Uwer citer dank! -
Schijnt U mijn zwakke, heesche stem,
Die eenmaal luid en helder klonk,
Tot de uitspraak op Uw Dichtproef nóg van klem?
Hoor haar dan fluistren, jeugdig Vriend: blaas aan de
vonk!
Met de meeste achting noem ik mij Uw WelEd.'s D.W. Dienaar & Vriend get. J. van Walré.
Haarlem d. 9. Octob. 1834. |
|