Nog eens najaarsbladen. Gemengde gedichten, 1880-1884(1884)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] Aan mijn Jonathan, op het Gedenkfeest onzer vijftigjarige vriendschap, na 't verlies van een gemeenschappelijken vriend. Och, blijf nog wat! Zoo velen zijn verdwenen; 't Wordt op ons pad Zoo ledig, om ons henen. Och, blijf nog wat! Wij waren jong, Toen wij elkaar ontmoetten. Gij zongt, ik zong Om 't bruisend hart te boeten. Wij waren jong. Een zelfde werk Eischte onze mannekrachten, Die wij der Kerk Met vreugd ten offer brachten, In 't zelfde werk. Wij werden oud - 't Verwelken komt na 't bloeien - Maar nog niet koud Voor wat ons eens deed gloeien, Al werden we oud. [pagina 148] [p. 148] En zoet noch zuur, Bij jong zijn of verouden, Bracht nooit een uur, Dat wij elkaar mistrouwden, Bij zoet of zuur. Voor ons verbond Zijn vijftig jaar verloopen. Is daar nog grond Op langer tijd te hopen Voor ons verbond? 't Zij naar Gods wil. Wij hadden nooit iets te eischen. Wij zullen stil Vaneengaan en verreizen, Zoodra hij 't wil. Toch wensch ik dat Aandoenlijk uur verschoven; Het ‘Blijf nog wat!’ Komt telkens weder boven. Och, blijf nog wat! 9 April 1883. Vorige Volgende