Nog eens najaarsbladen. Gemengde gedichten, 1880-1884(1884)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Lachebekje. Lachebekje, die men acht Eens zoo mooi, wanneer gij lacht, Als zich in uw malsche konen 't Aardig putje komt vertoonen, 't Rozemondjen opengaat En zijn parels kijken laat; Als het tintlen van uw oogen Nog vergroot hun groot vermogen, En geheel uw lief gezicht Overgoten schijnt met licht! Wie zou u dat schoon misgunnen, Wie die vreugd betwisten kunnen? Wie misprijst den blijden lach Van uw heldren lentedag? Wie en zou het niet betreuren, Als het eenmaal moest gebeuren, Dat hij hooren moest: ‘Och Heer! Lachebekje lacht niet meer.’ [pagina 145] [p. 145] Weet nochtans van maat te houen; Onmaat stuit, het meest in vrouwen; Lach, zoo als wij 't liefst aanschouwen; Lach zoo dat gij 't nooit verbruit, Niet te dartel, niet te luid, Nimmer schamper, niemand uit. 1883. Vorige Volgende