Najaarsbladen. Gemengde gedichten, 1874-1880(1881)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] Aan Rinidius Naso. Als ik een neus bezat als gij, 'k Was immer met den neus er bij; 'k Zou overal mijn neus in steken; 'k Viel dikwijls met mijn neus in 't vet, En maakte 't gaarne mij ten wet Om altijd door den neus te spreken. Dien neus te stooten, - welk een pijn, Wat schok, wat schade zou dat zijn! Dien neus te schenden - welk een zonde! 'k Schond dan mijn aanzicht inderdaad; Want niets dan neus was mijn gelaat, Met hier en daar wat haar in 't ronde. 1880. Vorige Volgende