Najaarsbladen. Gemengde gedichten, 1874-1880(1881)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Onvermogen. Op eenmaal soms ontwaakt in mij, Wanneer ik 't minst verwachte, Van schoonheid en van poëzy De wordende gedachte. Een onbepaalde en zoete lust Sluipt hart en aadren binnen, Als werd ik in den droom gekust Door een der Zanggodinnen. Er ruischen tonen om mij heen, En schoone vormen zweven In glanzig nevelwaas dooreen, Die mij het hart doen beven. De schoonste wenkt mij in 't verschiet Om tot haar door te dringen; Ik strek mijn armen uit - zij vliedt, En al mijn snaren springen. 1879. Vorige Volgende