Najaarsbladen. Gemengde gedichten, 1874-1880

[p. 82]

Gulden Bruidspaar.

Vijftig jaar vereend,

Lief en leed gedragen;

Dikwijls veel geweend,

Zonder veel te klagen;

Dikwijls veel gesmaakt

Van des Heeren goedheid;

Over 't hart gewaakt

Bij 't genot dier zoetheid;
En bij bittre togen

Ook den troost gekend,

Die zich uit den Hoogen

Tot de harten wendt.

De Echtgenoot nog krachtig

En vol levensmoed;

Schoon nabij de tachtig

Nog vol geest en gloed;

't Vrouwtje wel wat zwakker,

Maar, hoe slecht gesteld,

Levendig en wakker

Waar het liefde geldt,

Liefde voor haar gade,

Liefde voor haar kroost,

Dat zij Gods genade

Opdraagt onverpoosd.

[p. 83]

 

‘Blijft nog wat verbonden,

 

Wordt nog lang gespaard!’

 

Roepen hart en monden,

 

‘Want gij zijt het waard!’

 

Maar Gij buigt ootmoedig

 

't Hoofd, en schikt u stil

 

(Koom hij spade of spoedig)

 

Naar des Heeren wil.

15 Aug. 1877.