Madelieven(1869)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Veldbloem en kasbloem. De bloemekens langs de wegen, Die ken ik meest allen bij naam; Zij lachen mij vriendelijk tegen, Zij groeten mij al te zaam. De bloemen achter de ramen, Omdat ik haar namen niet weet, Die schijnen zich mijner te schamen, En momplen: ‘Die domme poëet!’ Uw dienaar, preutsche prinsessen! Gij zijt schoon, zijt bevallig, vol vuur; Maar gij eischt nog al vijven en zessen, En verkoopt uwe gunsten wat duur. [pagina 133] [p. 133] Pronkziek volkje uit Japan en Bengalen! Dingt om prijzen van zilver en goud. Ik wil ook u mijn hulde betalen; Maar mijn hart, o, mijn hart laat gij koud. - Goedendag, Madeliefje! Gouddropje! Eerenprijsje, zoo zedig en zacht! Zeg eens gauw: sliept gij zoet in uw knopje, En wat weer of gij heden verwacht? ‘Goeden morgen! Wij sliepen als rozen; En het weer wordt van daag vast heel mooi. 'k Heb een plaatsje aan uw knoopsgat gekozen, Waar ik, stervend, mijn bladertjes strooi.’ Vorige Volgende