Madelieven(1869)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Regendag. (Interlaken. Bern-Oberland.) Regen, regen, regen, Regen, anders niet! Overstroomde wegen, Waar men staat of ziet. Aan de lucht ontdek je, Noord, Zuid, Oost of West, Nergens een blauw plekje Voor een broek en vest. Waar zijn thans uw toppen, Bergen in 't verschiet? Regen, regendroppen, Regen, anders niet! [pagina 118] [p. 118] Op de luie-stoelen Hangt het reizend heir; Elk is van gevoelen: ‘'t Is van daag slecht weer.’ Brit en Nederlander, Franschman, Duitscher, Deen Stemmen met elkander Lieflijk overëen. Regen, regen, regen! Regen, anders niet! Niemand, die een zegen In den regen ziet. Gids en voerman turen Op de donkre lucht; Dat het lang zal duren Wordt door elk geducht. Duid hun niet ten kwade 't Morrend onverstand! 't Regent enkel schade Voor hun grage hand. Regen, regen, regen! Regen, anders niet! [pagina 119] [p. 119] Overplaste wegen, Waar men gaat of ziet! Maar de paarden juichen In den vollen stal; Zweep en zadeltuigen Rusten overal; En ten minste heden Kan zich 't rauwe vleesch Der gedrukte leden Vleien: ‘Ik genees!’ Regen, regen, regen, Wat men hoort of ziet: Onbegaanbre wegen Zijn zoo kwaad nog niet! En een arme stakker, Die met tranen zag Hoe zijn huislijke akker Droogde met den dag, [pagina 120] [p. 120] Valt aanbiddend neder, Geeft den hemel lof, Die de veldvrucht weder Opricht uit het stof, ‘Regen, regen, regen!’ Bad hij dag en nacht - En de Bron van zegen Heeft aan hem gedacht. Vorige Volgende