Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 248] [p. 248] Ten besluite. Wat door hart en leven ging, Of door 't hoofd kwam spelen, Lokte allicht een toontjen uit Een der snaren van mijn luit, Zocht zich meê te deelen. ‘In mijn dichten is mijn hart,’ Heeft mijn pen geschreven; Ja, in vreugd en droefenis, Zooals 't was, en werd, en is, Heel mijn hart en leven. Ooren zijn er steeds geweest, Die mij hooren wilden, Trouwe harten, nimmer koel Waar mijn snaren van 't gevoel, Dat mij aangreep, trilden. Dank mijn Vrienden, dank mijn Volk! Houdt uw ooren open Voor wat schoon is, goed, en waar! Van uw ouden harpenaar Valt, na zes en tachtig jaar, Wel niet meer te hopen. 13 September 1900. Vorige