Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] 6 Januari 1900. Aan mijn vrouw. 't Laatste jaar der Eeuw ving aan; Zesmaal twalef van haar jaren Zijn u over 't hoofd gevaren En in lief en leed vergaan. Veertig jaar verbond ons de Echt, Immer nauwer, vaster, teerder - Slake God dien band niet eerder Dan hij mij ter ruste legt! 'k Ben u dertien jaar vooruit. Die u voorging in het leven, Wenscht het óók te doen in 't sneven; 'k Weet wat dit voor U beduidt; Maar gij zult mij, naar ik gis, Toch zoo héel lang niet beweenen; Spoedig zal ons God hereenen Waar geen nieuwe scheiding is. Nu is 't Hierzijn ons nog zoet; God doet léven; God geeft krachten: Boven bidden en gedachten Deed hij; doet hij; God is goed! Wel dan, laat ons stil en zacht - Wil zijn liefde ook dit gehengen - Samen de eeuw ten einde brengen, Die, God lof! ons samenbracht. Vorige Volgende