Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Als de Moorman. (Hand. VIII 27-39). ‘Reist uwen weg met blijdschap,’ gij Gedoopten in den naam des Heeren! Van wien Jezaja schreef is Hij, Dien ge altijd meer zult kennen leeren Die dood en hel voor u verwon, In allen nood u komt te stade, En uit zijn onuitputbre bron Laaft met genade voor genade. ‘Reist uwen weg met blijdschap,’ gij, Die Jezus Christus hebt beleden! Al gaat het door een woestenij, Met hindernis en moeilijkheden, Al week zijn dienstknecht van uw zij, Naar zijn bestelling weggenomen; Hijzelf blijft u bestendig bij, En waar gij zijn moet, zult gij komen. ‘Reist uwen weg met blijdschap,’ gij, Die opstaat van den disch des Heeren! Al wacht u weer een maatschappij, Waar zonde en ijdelheid regeeren, Nieuw heidendom, oude afgodsdienst; Ook daar zal Jezus u verzellen, En mooglijk u op 't onvoorzienst Voor meer dan een ten zegen stellen. 1898. Vorige Volgende