Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Ooievaar. Kleinzonen heb ik negen plus een, Kleindochterkens tweemaal twee, 't Kon toe, indien ik 't daarmee deê; Maar zal 't zoo wezen? Neen. Of spoedt zich uit de hooge lucht Niet weder een vogel breed van vlucht Naar zeker eiland heen? Zoo zij 't! Een open vensterraam, Een open wiegje wenkt; Zoo hij er een aardig kleinood brengt, Hij staaft zijn naam en faam. Schatbrenger, leg uw schat maar neer, Verrijk een rijk moedertje nog al meer; En ons met haar te zaam! 1893. Odebaar z.v.a. Schataanbrenger. Zie mijn N. Versch. 2e. St. bl. 27 en 61. Vorige Volgende