Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Aan den heiland. Die zich in zonden baadde, Maar U heeft aangeraakt, Dien zuivert uw genade, Die nooit haar woord verzaakt. Maar die-ook voelt de krachten, Die van u uitgegaan, Naar zijn vernieuwing trachten, Naar zijn volmaking staan. Hij heeft van U verkregen Gezondheid, kracht en moed, Een weldaad, en een zegen Die doorwerkt in zijn bloed, Die in zijn ziel en zinnen, In al wat in hem leeft, Een arbeid doet beginnen, Die nimmer einde heeft. Geen eind; schoon menigmalen Verslapping van de vlijt, Ontzag voor hinderpalen, Verzuim van taak en tijd, Een knikken van de knieën Een weigren van den voet, Slechts vaakrig weerstand bieën Aan wat de traagheid voedt. U heb ik aangegrepen, Gij hebt mijn hand gevat! Ei, blijf mij medesleepen Op t hachlijk levenspad, Waar wankelen en hinken Steeds nieuwe krachten vraagt, En machtloos neer moet zinken, Dien gij niet schraagt en draagt. Vorige Volgende