Inhoudsopgave
Nog eens winterloof.
Nog eens winterloof.
Teringlijders.
Bladzijde uit het Dagboek van een Geneesheer.
Bij het graf van Oberlin.
Op het kerkhof te Urbach in het Steinthal.
Het hoogwoud.
Im Gasthof. (Reisherinnering.)
Klacht van een kind der eeuw.
Vrijmoedigheid.
C.H.D. Buys Ballot
onze groote Metereoloog.
Kindergroetje.
Huwbaar.
Gezegende staat.
Eerste kind.
Een van hart en zin.
Coupletten van H. Kletke. Muziek van Franz Bendel.
Broodschrijvers.
‘De algemeene wensch.’
Weet, of wacht.
Poëzie.
Geschiktheid.
Plagiaat.
Die goed is.
De weg tot grooter.
Lentedeuntje.
Willem de Clercq.
Franciscus Cornelis Donders, Zeventig jaar. - 27 Mei 1888.
Herinring handelt als de dichters.
Het godlijke in ons.
Sineesche wijsheid.
Rabbijnsche wijsheid.
Christen wijsheid.
Duivelen wijsheid.
Josephus Albertus Alberdingk Thijm.
Overl. 16 Maart 1889.
‘Slechts instinct’?
Gij grooten, wie gij zijt.
Geluk en genot.
Jonge weduwe.
Mijnen kinderen te Batavia.
Schoonheid.
Nog.
Redemta.
Vrees voor verkettring.
Wettisch.
Doe.
Geven.
Rijkdom.
Geen ‘halve’.
Vrijdenkers.
Poëetsche geest.
Gevonden. Goethe.
De Grieksche zanger onder de Turksche Overheersching.
Lord Byron. (Don Juan C. III. 1820.)
Laat dwazen daar.
Hebt gij ooren.
Gevelde boom.
Bij Clara's graf.
Aan mijn vrouw.
20 Oct. 1889.
Godsdienst.
‘Atheïstische nuance van het christendom.
Liefde.
Een slecht zoon.
Die beter willen doen dan goed.
Voor een die op geen middlen ziet.
Raad.
Niet aannemelijk.
Naar Shakespeare.
Aan J.J.L. ten Kate, op zijn 70sten verjaardag, 23 Dec. 1889.
Aan J.P. Hasebroek. Op het feest onzer zesenvijftigjarige vriendschap.
Wij brengen onze jaren door als een gedachte.
Ps. XC. 9b.
Rara avis.
Hou 't hoofd omhoog.
Aan den heiland.
Met vlag en wimpel.
Nos poma natamus.
Altijd weer.
Eens voor al.
Duisterheid.
‘Zeden zijn de beste kronen.’
Groot en klein.
Meizoentje.
De roos.
Waterlelie.
Nymphaea alba.
Zomermiddagstilte.
Twee masten.
Veelweterij.
Juffermacht.
Beeltenis van prinses Wilhelmina.
Tiende verjaardag van de prinses.
Gij dichters die geen zangers zijt.
Geduld!
De liefde blijft.
In september 1890.
Geen oorlog.
Genoeg is meer.
Lijfspreuk van Anna Roemers.
‘Het kwam altemaal.’
Jozua XXI: 45b.
Grootheid.
Schoonste kunst.
Aan een kind.
Aan de ‘moeilijke vertroosters.’
(Zie Job. XVI.)
De beste hulde.
1 December 1890,
op Het Loo.
Een vaderlandsch lied,
na 's Konings dood.
Dat blijft zoo.
Bij een doodbed.
Ik zal den heere zingen in mijn leven; ik zal mijnen God psalmzingen terwijl ik nog ben.
Psalm 104:33.
De zwaluw.
In mei.
Ken u zelven.
‘Geoefend durft.’
Hoflijkheid.
Gezelschapsregel.
Ter plechtige begroeting van H.M. de Koningin-Regentes met H.M. Koningin Wilhelmina
in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, 27 Mei 1891.
Doen en willen.
Uitstel.
Geleden smart. Vervlogen vreugd.
Hartzeer.
Ladder Jacobs.
Gij zijt te sterk.
Jer. XX: 7.
Weerkeerig.
Een meer dan tachtigjarigen Man toegedacht.
Nacht-oogen.
Naar Hannah Moore.
De Ruiters graf door den keizer van Duitschland geëerd.
3 Juli 1891.
Louise.
Het muzikale kind.
Ministerkeuze.
Bij de stembus.
Vrije verkiezingen.
Opvoeding.
Zorg.
'T Gezonde oog.
Dienen.
Le défaut de la qualité.
Die vriendlijk liegt.
Naar Shakespeare.
‘Kennis is macht.’
Wreede barmhartigheid.
Echte hulde.
Eens christens roeping.
Vooruit beantwoorde vragen.
Frieda.
Vijftien jaar.
Bewonder niet.
Bart.
Te veel geest?
Spijt.
Met twee maten.
Praat daar gij verstand van hebt.
Beschrijvend gediciit.
Dichtstukken ‘geschikt voor mondelinge voordracht.’
Vertaald gedicht. Aan ....
Uitersten.
Aan een uit velen.
Kunst en kunstjes.
Nec Ultra.
Een nieuwste.
Te.
Kunsteloos.
Volksgeloof en volksverhaal.
(folklore.)
De Wartburg.
Uit Eichendorff's ‘Wandernden dichter.’
Duitsche kelen.
Afscheid nemen.
Debating.
Teetotalism.
Loopers.
Opschriften.
Populair geschrijf.
Verandering zonder verbetering.
Tijd is geld.
Twee, een.
Zoo zijn er.
Een ‘Gutachten’ uit het land der hufelands.
Voor wie gedijen wil.
Hij leeft niet, die niet leeft met God.
Aan een tachtigjarig vriend, met nog altijd ongewapende oogen.
Vernoeming.
Tweeërlei oorzaak.
Leeren en leeren.
Begeleiding.
Weten.
Verdraagzaamheid.
Valour is value.
Carlyle.
Aan Araminta.
Geen afgunst.
Dank en ondank.
Kindermin.
Rozengeur en rozengloed.
Spreuken xiv: 10.
Displicet ambobus,
qui vult placere duobus.
Ontzetting geen lafhartigheid.
Aan Maria Victoria, prinsesse von Teck,
bij den dood van haar Verloofde, den Hertog van Clarence en Avondale,
Erfprins van de Kroon van Engeland. 14 Januari 1892.
April.
Tweestrijd.
Naar Clement Marot († 1645).
Feestgezang bij het leggen van een eersten steen
door h.m. koningin Wilhelmina
in tegenwoordigheid van h.m. de koningin regentes
aan het Nieuw Universiteits-Gebouw te Utrecht,
op den 10den Juni 1892.
Aan de groot-hertogin van Saksen.
Op het eerste blad van het Album, ten geleide van het Nationaal
Nederlandsch Huldeblijk der Groot-Hertogin aangeboden op H.D. Gouden
Bruiloftsdag. 8 October 1892.
Felicita.
Captatio.
Fouten.
Dennenaalden.
Dennenaalden.
Bij een onvoltooid tapijtwerk.
Namaals rust.
Wie zal ons scheiden?
Rom. VIII: 17 en volgende.
Overbloeide bloem.
Monte Carlo.
Michel Angelo.
(Auguste Barbier).
Tongschrapen.
(Interviewing).
Geweten.
Plasdank ontzegd.
Lange beproeving.
Querulianum.
Onpartijdig.
Spelbrekerij.
Dilemma.
Herleefd. Aan Vrouwe L. geboren Baronesse v.H.
Jonge schoone te paard.
Volmaaktheid.
Geloof.
Ongelijkheid.
Onkunde niet, maar ontrouw.
Opgevangen vonken.
Aan X.
Stap vooruit.
‘Een ruwe diamant, ofschoon van 't zuiverst water.’
Napraten.
Ondank.
Aan jonkvrouwe Anna gravinne van Bylandt - Rheydt
Directrice van het Diaconessenhuis te Utrecht.
Jan Malcontent.
Weten.
Willen en willen.
Ooievaar.
Memento Mori.
‘Elkanders leden’.
Invloed.
Tot den alwetende.
Een kerkgezang voor Nieuwjaarsdag.
Een liedje van madelieven.
Niet veranderd.
Aan J.H. Gunning,
op den 22sten Januari 1894.
Ter bruiloft van een zoon.
Leiden, 9 Febr. 1894.
Een zegekreet.
‘De kunst om de kunst.’
‘Stemming-dicht.’
Stijl.
Aan misandria.
Palmam qui meruit ferat.
Moed.
In de lucht.
De stroom.
Verzuchting.
Tachtigste verjaardag.
13 September 1894.
Heilig zwijgen.
Een woord van Alexandre Vinet.
Murus aheneus, nil conscire sibi.
Vaste planten.
(Perenniae).
Aan........
Zonnevlekken.
Gelegenheidsgedichten.
‘Onder-onsjes’.
Omne magnum aliquid dementiae habet.
Piet.
Vergeefsche moeite.
Kleuren.
Ga waar men lijdt.
Opschrift voor een offerblok.
(Armbus.)
Snikheet.
Recht en plicht.
Een woord van Lodensteyn.
Wel sterven.
Ko exposant.
Niet uit een aap.
Wilde andijvie.
(Cineraria palustrus.)
AAn Gerardus Lodewijk Bink, vijf en twintig jaar Zendeling op Rhoon (Nieuw Guinea). Sedert overleden.
Ontaard niet, volk van Nederland.
Met god in 't hart.
Aan den vader der ‘geheelonthouding’ S. Adama van Scheltema, op den 25sten Januari 1895.
Inconsequent.
Kleine middelen.
Geen fac-simile's.
Een gewetensvraag.
Fop.
Gaat de roos verbleeken.
Orchideeën.
Aan de vijftienjarige koningin.
Feestviering der Leidsche hoogeschool.
64ste Lustrum. 1895.
In de Lindelaan.
Letterkundig tijdverdrijf.
Onze tijd.
Voor diï minorum gentium.
Met opzet.
Naar den regel: ‘Rien n'est beau que le laid’.
Alliage.
Het stokje van mijn zoon.
Nog dit eene.
(Oct. 1895. A. aet. 82o.)
Bevinding.
Is daar iets kwaads geschied.
Nieuwst brandijzer.
De moerbeitoppen ruischten.
De liefde gods is uitgestort.
(Rom. V: 5).
‘Geen Brave Hendriken’.
Verzacht strafrecht.
Rondom veilig.
Principiis obsta.
Leerwijzen.
Is 't meenens?
Godgelaten; Godgewijd.
Aan de jarige
op Driekoningendag.
Willem Gerard Brill overleden 26 Januari 1896. aan j.p. hasebroek.
Abba Vader.
‘Ik weet het ook wel; zwijgt gij stille.’
(2 Kon. II: 3).
Afgewenteld.
(Mark. XVI: 3. 4.)
Aan de stichtsche Alma Mater,
bij 't intreden van haar LIIIste Lustrum.
Johannes Petrus Hasebroek
overl. 29 Maart 1896.
Kom.
Mijn uit Java overkomenden Zoon te gemoet gezongen.
Op mijn legersteê.
Aan hare koninklijke hoogheid Maria, prinses der Nederlanden, gemalin van zijne doorluchtige hoogheid den vorst van Wied, op den 18den Juli 1896.
Verveling.
Edelman bij de gratie Gods.
Gods hand.
Tijdberekening.
Heb geestdrift.
Een pessimist.
Beter laat dan nooit.
Conditio sine quâ non.
Een kracht gaat uit van 's heilands kruis.
Aan Mevrouw M.K.d.W.
Aan mijn zoon uit Indië met verlof. Verjaargroet.
Nooit en steeds.
Aan iemand, die ons menschlijk leven zoo ‘klein’ noemde.
Hora ruit.
Het betere.
Nieuwstmodisch proza.
In 't gevlij komen.
Blijf aan mijn zij.
Een duizendschoon.
Als een kind.
Oud en jong.
Afscheid van Maria Mancini van Lodewijk XIV. 1659.
‘Vous pleurez, vous êtes le maitre, et je pars’.
Aan bedienaren van het evangelie Gods. In den verkiezingstijd voor de Staten-Generaal.
Het Europeesch concert.
1897.
Verlossing.
Hoe 't gaat.
Vrouwen-Oogen.
Anders:
Individualiteit.
Sprekers.
Lapsus linguae.
Ieder in zijn stand.
Solamen miseris.
Den hooggeleerden H. Snellen.
Met. et Chir. Dr. en Prof.
Bij de beeltenis der zeventienjarige koningin.
Het zij ernst.
Verjaardag.
Het vertrek der zwaluwen.
Aquila non captat muscas.
Zeggen.
Voorzichtig.
Een woord van montaigne.
Vrouwen.
Ontwapen u.
Als de Moorman.
(Hand. VIII 27-39).
Groene mei.
Blauwe-regen.
(Glycine sinensis.)
Talent Of Genie.
Aan agnosticus.
Uitersten.
Quo quis indoctior.
Aan het noorden.
In dezen gróenen winter.
Anton Bergmann's standbeeld, in zijn geboorteplaats Lier; onthuld 11 September 1898.
Kostelijk voor God.
Monica's troost.
Op de derde bladzijde van het album, aan hare majesteit Emma koningin-weduwe regentes van het koninkrijk.
[Nu grijpt haar hand de toomen]
H.M. Wilhelmina's komst tot den troon.
31 Augustus 1898.
6 September. Op weg naar de nieuwe kerk.
6 September. Inhuldiging.
6 September. Indruk:
7 September. Aubade.
Slotzang.
9 September. Bij de kerkelijke plechtigheid te 's-Gravenhage.
Oranje en Nederland.
Wereldburgerschap.
Twijfelaar.
Aan een die zegt te twijfelen, maar te zoeken.
Deïsten.
Atheïsten.
Onvertrouwbaar.
De ongekende gevoeld.
Belijden.
Groote geesten.
Providentieel.
Niet bij brood alleen.
Boekworm.
Zelfbelemmering.
De doode vlieg.
(Pred. X. 1.)
Eerzucht.
Recht en plicht.
Voor de vuist.
Gunstbejag.
‘Opdat mijn huis vol worde.’
Vraag en antwoord.
(De la Motte Fouqué.)
Silo geopend.
Zangen bij de inwijding van een derde gebouw voor lijderessen aan Vallende Ziekte te Haarlem, op den 6den October 1899.
Onverdiend.
Trap naar boven of naar beneden?
Geen conventie.
Natuur.
Het moederhart.
Christus' kruis.
Aetas parentum, peior avis, mox.....
Mensch en schrijver.
Het eene noodige.
(Luk. X. 42).
Gods akkerwerk.
(1. Kor. III. 6-9).
God dienen.
Afvallig geworden.
(Hebr. VI).
In God gerust, in God verblijd.
Volheid.
Oog en oor.
Verouderde woorden.
Pour le besoin de la cause.
Buiten 's tijds.
Komt voor.
Middelmaat.
Valsche rechtspraak.
Transvaal door Engeland bestookt.
Navolging Christi.
Naar aanleiding van Sheldon's ‘In his steps’.
Een wintersche ouderdom.
In zake feminisme.
Onthullingen.
Weervoorspelling.
Nieuwste spelling.
Eigen rook verteren.
't Zwaarste.
De boeren.
Engeland in 1899.
Naar Lord Byron, vóór 80 jaar.
Een uitnemende ten grave gedaald.
God regeert.
De eeuwigheid in 't hart.
6 Januari 1900. Aan mijn vrouw.
Theodorus Matthijs Looman, Godsdienstonderwijzer, Prediker, Zendingsvriend, Volksman, Schrijver van nuttige boeken.
Overleden te Amsterdam, 4 Januari 1900. A0. act. 840.
Verdeeldheid.
Britanje verhard.
Wat wilt gij van uw kind?
Zou wel.
Tweemaal sterk.
De vloot-revue op de Zuiderzee.
3 Aug. 1900.
Ontgaat u 't goede.
Ten besluite.