Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Klein voor God. aan -. Bloedt u het hart van zoo geducht een wonde, Krenkt zooveel smart zoo vroeg uw tengre leest, Maar buigt gij 't hoofd veel dieper om uw zonde: Des Heeren arm verheft, zijn hand geneest. De gloed der zon schroeit de opgestoken toppen, Maar beurt omhoog de neergebogen knoppen, - Welzalig zijn de armoedigen van geest! [pagina 306] [p. 306] Is u het deel der needrigen beschoren, En draagt uw hart in needrigheid zijn lot, Gevoelt het diep zijn nietigheid voor God: Heil u! Hij heeft het needrige uitverkoren! Valt 's hemels dauw, zoo valt hij overal; Maar meest en ruimst in 't laagstgelegen dal, En blijft er 't langst in koele schaduw gloren. The grace of God, like the dew, falls everywhere, but falls in greater abundance in the valley, and lies longest in the shade. j.a. james. Vorige Volgende