Gedichten. Deel 2(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] Jezus geboorte. Luk. II. vers 7. Indien gij vraagt: Waar zal mijn oog Den neergedaalde van omhoog Ontmoeten, en mijn blij gelaat Aanschouwen 's werelds Dageraad, De Star, waar ieder zon bij zwicht, En die den zwartsten nacht verlicht? Zoo wend den blik niet naar den gloed, Die koningskronen blinken doet; Zoo hef uw oog niet naar den glans, Die afstraalt van een lauwerkrans; Zoo tuur niet op de schitterpracht, Waarmee zich rijkdom siert en macht. Maar volg, waar u mijn hand geleidt, Ter plaats der diepste needrigheid. Hier, in dees slecht verlichten stal, Hier ligt de Koning van 't Heelal. Hier, in dees kribbe, Juda's eer! In grove windslen, 's werelds Heer! Hier, de erfgenaam van Davids troon, Gods eigen, eengeboren Zoon! O Denkbeeld, zoet voor onzen geest: Ook Jezus is een kind geweest, Een hulploos wicht, als onzer elk, Als wij gedrenkt met moedermelk! Nu ga, en zeg aan al wat leeft, Dat ons de Heer gezegend heeft; En dat, naar zijn beloftenis, De Christus Gods geboren is. Vorige Volgende