Gedichten. Deel 3
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 362]
| |
Die niet dan des te schooner blozen;
Maar nu ik rimplig ben en oud,
Nu schijnen de eertijds malsche konen
Niets dan dien doodsvlek te vertoonen
Aan die mijn bleek gelaat beschouwt.’
| |
Antwoord.Zoo gaat het. Wat men gaarn vergeeft,
Als duizend lieflijkheên 't vergoeden,
Kan voor hard oordeel niet behoeden,
Wanneer het blijft en ze overleeft.
Onze ouderdom komt met gebreken.
Maar niet slechts dit! Het oud gebrek,
Elks aangeboren moedervlek
Doet hij, helaas! te sterker spreken.
|
|