Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Boetvaardigheid. (Naar gegeven aanleiding.) Dogmatische tranen schrei ik niet; Maar van smart en berouw kan ik weenen, Om mijn eigene zonde en mijns naasten verdriet, En het meest als zich beiden vereenen. Niet ‘omdat ik in Adam verloren ben;’ Maar omdat ik mijzelf ging verliezen Op wegen, waarvan ik de dwaasheid erken En die 't zondige hart mij deed kiezen; Niet ‘omdat van de pest, die in Kurdistan woedt, Alle zonde, ook mijn zonde de schuld is,’ Maar wanneer door mijn toedoen een broederhart bloedt, Of van angsten en zorgen vervuld is; Ziedaar wat mij leed doet, beschaamd maakt en smart, Wat mij de oogen kan over doen loopen, Mijn verstand heeft geen tranen, hun bron is het hart, En 't getroffen gevoel zet die open. O mijn God! wees genadig, vergeef mij de schuld, Die 'k met droefheid, in ootmoed, elijde! Ik besef dat gij 't kunt; ik gevoel dat gij 't zult, Zoo ik 't kwaad, dat ik haat, ook bestrijde. Vorige Volgende