De kerk op den vluchtheuvel ingewijd.
(19 Juni 1870.)
De Kerk op den Vluchtheuvel is de kerk, door mijn vriend Heldring, uit vrijwillige bijdragen, gebouwd, op den kunstmatigen heuvel, welken zijn volhardende ijver, op deze voorwaarde, door vereenigde kracht van Rijk, Provincie, en Gemeente heeft weten te doen opwerpen, onder Valburg, in het midden der Betuwe, ten behoeve der bewoners der z.g. velddorpen, d.i. van die dorpen, die te ver van den dijk liggen om, bij overstrooming en watersnood, tot dezen de toevlucht te kunnen nemen.
Die kerk is ruim genoeg, en behoorlijk ingericht om, bij dergelijk, altijd mogelijk, onheil, eene groote menigte menschen behoorlijk te kunnen herbergen en hun vee te stallen; maar in gewone tijden strekt zij tot bedehuis voor de verpleegden en verplegenden in de drie gestichten van christelijke liefdadigheid (het Asyl Steenbeek, Talitha Kumi en Bethel) op kleiner of grooter afstand van den heuvel gelegen, alsmede voor de kweekelingen en het onderwijzend personeel der Normaalschool voor Onderwijzeressen in Christelijken zin en geest, van alle welke inrichtingen, in een zelfden oord, in de laatste vijfentwintig jaar, achtereenvolgens verrezen, dezelfde Heldring niet alleen de Stichter, maar ook de Hoofdbestuurder, de Leeraar en de Ziel is en lang nog blijve!
Op den zondag der plechtige inwijding van deze kerk, was de morgendienst met het zingen van Ps. 84: 1 (Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, enz.) aangevangen, en had Heldring aanleiding tot zijne toespraak genomen uit de woorden Joh. 1: 47. ‘Kan uit Nazaret iets goeds zijn? - Kom en zie!’ In den avonddienst, waarin ik de hier volgende verzen voordroeg, hadden o.a. eerst de Boetvaardigen van het Asyl Gez. 39: 1. 2, 3, (Jezus neemt de zondaars aan, enz.), later de kinderen van Talitha Kumi (er worden er ongeveer 150 verpleegd) Gez. 52: 1, 2, 8, (Geloofsartikelen) gezongen, en de jonge dochters der Normaalschool een heerlijk koorgezang uit Psalm 84 doen hooren.
p
Zie verder over den Vluchtheuvel: Bethel. Alm. voor 1870, blz. 72 en volg. (Rotterdam, M. Wijt en Zn.)
De hand van God bekroont het werk
En doet zijn goedheid prijzen:
Daar staat de heuvel, staat de kerk,
Die tot zijn eer mag rijzen.
Daar staat ze, en ziet op 't landschap neer,
Zoo rijk gezegend door den Heer,
En wijst, om Hem te loven,
Met stillen ernst naar boven.