Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Bede voor de burgerweezen te Haarlem. In juli 1861. (Tijdens de Nijverheldsfeesten.) Ons tweede vaders klagen. Vondel. 't Is Juli. Haarlems lusthof bloeit; Zijn feestklok luidt; zijn kunstzaal boeit; 't Oog hangt aan wondren rij op rij Och! gaat ons Weeshuis niet voorbij! Gedenkt den armen! Brengt uw God De rente van uw feestgenot! Geen grooter feest voor 't edel hart Dan 't liefdrijk lenigen van smart. Geen grooter smart dan die gij vindt In 't hart van 't ouderlooze kind, Waar deze vrees in wakker wordt: ‘Mijn tweede vader schiet te kort!’ Zijn tweede vader heft het oog Tot aller Vader naar omhoog; Zijn tweede vader wanhoopt niet, Als hij de trouwe liefde ziet, Wier hand ook nu, naar allen schijn, Het middel in Diens hand zal zijn. Vorige Volgende