Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Kwikstaart. Trippel vroolijk op uw dorre beenen, Lentebodetje in den lichten rouw, Daar gij niet-met-al van schijnt te meenen, Trippel vroolijk om den landman henen, En vertroost ons van de late kou! Hadt gij reeds de mist op 't veld geroken? Reeds 't gebriesch gehoord van 't boerenpaard, Eer de ploegstaart in den ploeg gestoken [pagina 147] [p. 147] En de taaie klei werd opgebroken, Die eerst u, dan ons het voedsel baart? Welkom! Nooit zijt gij te vroeg gekomen, Kleine, fijne, trouwe menschenvrind! Schoon ge uw eigen voordeel zoekt en vindt, Zoek het, vind het; gij hebt niets te schromen. Met u is de hoop in 't veld vernomen; Die het goede boodschapt, wordt bemind. Vorige Volgende