Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Hemelvaart. Wat staart gij, met kortzichtige oogen, Op d'ondoordringbren hemeltrans? Daar houdt een wolk uw Heer omtogen, Gansch oogverblindend door haar glans. Wat wenscht ge u wieken, wenscht u krachten Om op te varen waar Hij leeft, Die zelfs op vleuglen van gedachten Het heiligdom niet binnenzweeft! Ach. leer in eigen boezem delven; Misleid u niet, tot enkel smart; En vraag, bij hemelsch licht, uzelven: [pagina 108] [p. 108] ‘Woont reeds de Heiland in mijn hart? Werd Hem, die opvoer in den hoogen, Ook daar een zetel opgericht, Zoo dat Hij, naar zijn alvermogen En liefde, ook daar een hemel sticht?’ Vorige Volgende