Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Suum Cuique. (Naar Rückert.) Bloem der Amandelen! Gij vliegt de Lente voor en, op haar naadren, Bestrooit gij 't pad, waar langs haar voet zal wandelen. Aanvallig Klokje! Van 't sneeuwkleed, dat van de aarde is opgenomen, Zijt gij teruggebleven als een vlokje. Bedeesd Penseetje! Gij zegt: ‘De Roos zal komen als ik weg ben.’ Goed dat zij komt; maar blijf nog maar een beetje. Gij zijt, te midden Der zustren, de priestresse, zilvren Lelie! Wanneer zij godsdienst houden en aanbidden. Maar, Lelie-stengelen! Voor onze ruikers zijt gij niet geschapen; Uw plaats is in de handpalm van Gods Engelen. Vorige Volgende