Gedichten. Deel 3(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Niet voor de wereld. Voor de wereld bloeit gij niet, Roem der lenterozen! 't Zedig blosje, dat zij ziet Op uw wangen blozen, Zult gij, waar haar adem gloeit En het kruid des velds verschroeit, Niet verroekeloozen. Voor de wereld gloeit het niet, 't Lichtjen in uw oogen, Dat zoo zachte stralen schiet Van zoo groot vermogen; Keert zich niet uw reine blik, Met een heilzaam heilgen schrik, Van haar lust en logen? Voor de wereld vloeit het niet, 't Traantjen op uw wangen!.... Vreemd aan 't wereldsche verdriet, 't Wereldsche verlangen, Zal het, in zijn zuiver schoon, Zal het aan haar trotsche kroon Niet als perel hangen. Neen, de wereld boeit u niet, Hoe gij haar moogt boeien! Waar uw hart van overvliet, Wat uw oog doet gloeien, Is een heiliger genot, Is een blijdschap, die uit God Zielen toe mag vloeien. Vorige Volgende