Inhoudsopgave
Van de kleinere gedichten de eerste regels alphabetisch.
Gemengde gedichten.
Derde bundel.
Verwachting.
Wat kinderoogen zien kunnen.
Arabische menschenhaat.
De deuvik en de kompasnaald.
Ontboezeming.
Aan een onderwijzer,
op zijn jubelfeest.
(Voor de schoolkinderen).
Triomfeerende argumenten.
Scheppend genie.
Germanismen.
Het juiste midden.
Anders.
Intuïtie.
Taal-censuur.
Aan een reiziger naar overzee.
Tot afscheid.
Prijsvraag.
Zangdrift.
Eens konings tranen.
Aan mijne echtgenoote.
Niet voor de wereld.
De Magdalene bij 't kruis.
Najaarslied.
Bij een beeltenis.
Bruidsbezoek in de pastorie
te Heemstede.
Aan mijn vader.
Lente.
Aan Dr. Karel Gutzlaff.
Zendeling in China, bij zijn bezoek aan Nederland.
Eva.
De moeder des heeren.
Navolging.
Het Haarlemmermeer.
1850.
Toelichting.
Naamgeving aan eene landhoeve.
Herfst.
‘Ik betrou in God.’
Zinspreuk van Elburg van den Boetselaar
Nachtegaal.
Keurigheid.
Koekoek.
Zonsondergang.
Aan de zee.
Reinen van harte.
Naar eene schilderij van Arij Scheffer.
Één is noodig.
Het Oranjewater.
Opmerking.
Simon Petrus.
Oog en hart.
Aan mijn vader,
op zijn tweeënzeventigsten verjaardag. Na de aanvankelijke herstelling mijner moeder uit zware krankte.
Vleugels.
Weent niet over mij.
Weerhaan-wijsheid.
Jaargetijden.
(Naar Ernst Floris).
Op 't ziekbed.
Geen deel, maar 't geheel.
Eenvoud.
Stijg, maar nijg.
Zwijgen.
Morgenstond.
Madeliefje.
Geen orgeltoon, maar uw persoon.
Een roos.
Aan eene jonge dichteresse.
(Sedert overleden.)
Ter bruiloft van moeders troost.
Zelfcritiek.
Aan mijne echtgenoote, Met een bloemstukje uit Spa medegebracht, voorstellende witte rozen.
Volkomenheid.
Wederzien.
(Naar Ernst Floris).
De Leidsche visscher en het Haarlemmer meer, in 1852.
Waarschuwingen.
Herinnering.
Het kruis.
Liedje.
Ontdekkingen.
Medebroeder.
Aan eene achttienjarige.
Scheiding.
Overgangen.
Voluptas-flendi.
Een Nederlandsch lied.
Koperen bruiloft.
Aan Aleide.
Suum Cuique.
(Naar Rückert.)
Jan.
Meizang.
Aan Maria.
In mei.
Steenvruchten.
Aan mijne moeder.
Verpoozing.
Niels Stockfleth, predikant in Finmarken.
Geb. 1787. Overl. 1866.
Bloeiende linde.
Geen engel.
Volkslied.
Geen genade.
Het Haarlemmermeer drooggemaakt. 1853.
I. Roem.
II.
Genot.
Uit moeders naam. Ter bruiloft mijner jongste zuster.
Vlekken in de zon.
Jongelingschap.
Drie jongelingen.
(Naar Uhland.)
‘Met zen achten.’
(Naar Wordsworth).
Maat en toon.
Kerstfeest.
Hemelvaart.
Zie op!
Nog eens: de waarheid ligt in 't midden.
Waarheid. (Naar Rückert.)
Begrafenis.
Opvoeding.
(Naar Rückert.)
Nog een wenk.
Het zeemanshuis.
Aan mijne kinderen.
Lotwisseling.
Onbereikbaar.
(Naar Rückert.)
In den herfst.
Een lied om bevrijding.
1853.
Negen jaar later verhoord.
Nog een lied om bevrijding.
Merkelijk korter dan het vorige.
Vaders vedeldeuntje bij de wieg.
Gulden les.
Liederkransje voor de jarige moeder.
Wie schuilt er?
De vlinder.
Polemiek.
Aan jonkvrouw S.V.S.
Gemengde gedichten. Vierde bundel.
De stichtsche zwerfster.
Een liedje, gezongen ter bruiloftstafel van eene schoonzuster.
Nieuwe woning.
(Utrecht, Boothstraat, 597.)
Mijn hof. (Liedje.)
Vallende sterren.
Wasdom tot kleiner.
Tweede knop.
(Naar Rückert.)
Laatste grond.
Maandroos.
(Naar Rückert.)
Weerslag.
Bartje.
De taal. Voorafgaande toelichting.
De taal.
Vijftal gewijde liederen.
Galm en nagalm.
Aan Nederland.
Onze vriendschap.
Aan J.P. Hasebroek, op een kouden winterdag tot mij overgekomen.
Oud en nieuw.
Aan bedroefden.
Nog.
Vertrouwen.
Niet onfeilbaar.
Kwikstaart.
Twee Genèves.
De kleingeblevenen.
(Naar Rückert.)
In eenzaamheid.
Elsje.
In de diligence.
Haarlem.
Heiloo.
Het lied des dooden.
Bij het overlijden eens leeraars.
(Olney Hymns.)
Wapen voor de gemeente ‘Haarlemmermeer.’
Aan den Edelachtb. Heere Mr. M.S.P. Pabst, Burgemeester. 1855.
Mijn roos.
Open vensters.
(Naar Longfellow.)
Betje.
In de kinderkamer.
Bij haar graf.
Repos ailleurs.
Nevens den bijenkorf.
Jan Janszen.
Nog te jong.
(Naar Victor Hugo).
Scherts.
Slechts ééne taak.
Twee lichten.
Nagedachtenis.
Benöni.
Nazomer.
Oud en nieuw verbond.
Naar Rückert.
Afscheid.
(Uit het Hoogduitsch.)
Morgenwekker.
(Naar Longfellow)
Zomerdag.
Blijvende waarde.
Vrede.
Aan den heiland.
Johanna Gray.
Eenvoud.
Godsvrucht.
Jong blijven.
Dichtluim.
Wanneer de kinderen groot zijn.
Eindlijk.
(Naar 't Hoogduitsch).
Goedheid.
Bij den dood van Dr. Johannes Josephus Viotta, Componist,
Overleden 6 Februari 1859.
Geen kruis, geen kroon.
In de lente.
De post van eer.
Gemengde gedichten.
Vijfde bundel.
Bij de uitgave van mijn dichtbundel ‘Madelieven.’
1869.
Tweede huwlijksdag.
Een driekoningen-lied.
Zilveren echtfeest.
(Aan mijne vrienden D.M.O.)
Hanna's lied.
1 Sam. II.
Voorjaar.
Hollandsch huishouden.
Twee wrakken.
(Naar Hermann Ling).
Mooi Kaatje.
Voor de gevallenen.
(Naar Victor Hugo.)
Hooge school.
Doorgraving van Holland op zijn smalst.
Herstelde kraamvrouw.
Bij de beeltenis van zijne majesteit den koning.
In februari 1861.
(Jaar van Watersnood).
Aan mijne landgenooten.
In februari 1861.
Echte dichtgeest.
Mens divinior
Vragen aan den schepper.
Waar is uw hart.
De beste vriend.
(Naar Schmolck.)
Bede voor de burgerweezen te Haarlem.
In juli 1861.
(Tijdens de Nijverheldsfeesten.)
Zwitserland.
De twee Lutschinen.
Bern-Oberland.)
Vrouw Sijmensz.
Oude vriendschap.
Hoe langer hoe liever.
(Solanum Dulcamara).
Niet en kander beter passen
als dat t'samen is gewassen.
Ongewone gunstbewijzen
doen Gods goedheid dubbel prijzen.
Nog een driekoningen-lied.
Vondels borstbeeld,
in mijn studeervertrek,
met violen versierd.
Veldbloem en kasbloem.
Aleide II.
Bij de uitgave van mijne ‘Verstrooide gedichten.’ 1862.
De bloemverkoopster.
(Heidelberg.)
Het regenscherm.
(Wengern. Bern-Oberland.)
Het Herberg-meisje.
Rosenlauï. Bern-Oberland.)
Lauterbrunnen.
(Bern-Oberland.)
Regendag.
(Interlaken. Bern-Oberland.)
Het oranjefeest
te Utrecht gevierd.
28 November 1863.
Jan Logica.
Jan Klank.
Mozes op den Nijl.
Aan een ‘openbrief’-schrijver.
Vijfentwintigjarig burgemeesterschap
van den Heer Mr. N.P.J. Kien te Utrecht.
1864.
Jubelfeest van den slag van Waterloo.
18 Juni 1865.
Aan den hoogleeraar G.J. Mulder,
In dank voor de vriendelijke toezending van zijn ‘Studium Generale.’
Verborgen.
Klauterlessen.
(Naar Rückert.)
Kinder-godsdienstoefening.
(Naar Gerok.)
Aan J.J. van Oosterzee.
Na vijfentwintig jaren Evangeliedienst.
12 Febr. 1866.
Zij zeggen.
Winandermeer.
(Westmoreland. Lake-district.)
De verminkten.
(Slot Werningerode.)
Baumanns grot.
(Rübeland. Harz.)
Waterval in Saksisch Zwitserland.
(Lichtenhainer en andere.)
Blijf een.
Groote ontdekking.
Aan eene erfdochter.
Gratiosa.
Iemand aan eene.
Dorothea Serena
Aan de mogendheden.
Na het vredebesluit te Londen, voorjaar 1867.
Vondel.
Uit Shakspere.
(As you like it.)
O Mihi Praeteritos!
Ootmoed.
(Naar Bunyan.)
Drie stemmen.
Bemoediging.
Bede.
Geen partijman.
Wat wil men toch?
Gesprek tusschen drie.
De Bijbel.
(Een leekedicht.)
Het oude lied.
(Vrij naar het Engelsch.)
Maanlicht.
Waar niet?
Afdalen.
Vraag.
Avondregen.
(Naar Gerok.)
Echte zang.
Opwekking.
Op tijd.
Onberouwelijk.
Een lied.
Gezondheid en genoegen stralen.
Aan eene weduwe.
Alles en niets.
Drie gedichten naar Thomas Hood.
Kinderlach.
Aan een Darwinist.
Een woord van Bacon.
Zijt gij rijk, dat het blijk!
Aan dignus.
Maakt plaats. Naar Adelaide Anna Procter.
Één slechts.
Geen Homerus.
Verlies van vrienden.
(Naar Montgomery.)
Zijn of schijn.
Aan een H.E.H.G.
Handen thuis.
Poëtisch proza.
Aan.... Geen lid der Staten-Generaal.
Naar rückert.
Ons visschersvolkje.
I. Japiks wieg op 't strand geboend.
II. Trijntjes dolce far niente.
III. Het breistertje.
IV. Harmens uitreis.
V. Jantjes eerste reis.
VI. Het beslissend oogenblik.
VII. Joost atlas.
VIII. Moeders middagslaapje.
IX. Langs moeders graf.
(Verhaal van Krelis.)
X. Netten boeten.
XI. Waar blijft hij?
XII. Het anker uitgebracht.
XIII. Pleuntje.
XIV. Toebereidselen voor de toekomst.
Kinderzangen naar Isaac Watts.
De lof van God.
Lof aan den schepper en onderhouder.
Dank aan God voor onze verlossing.
Dank voor tijdelijke en geestelijke voorrechten.
Dank voor geboorte en opvoeding in een christenland.
Dank voor het Evangelie.
Voortreffelijkheid der Heilige Schrift.
Dank aan God dat men lezen leert.
De alles ziende God.
Ernstige gedachten aan God en den dood.
Hemel en hel.
Het voorrecht van vroege godsvrucht.
Gevaarlijk uitstel.
Voorbeelden van vroege godsvrucht.
Tegen het liegen.
Tegen twisten en vechten.
Liefde tusschen broers en zusters.
Tegen smalen en schelden.
Tegen vloeken, zweren en misbruik van Gods naam.
Tegen ledigheid en moedwil.
Tegen slecht gezelschap.
Tegen hoovaardij op kleeding.
Gehoorzaamheid aan de ouders.
Kinderklacht.
Een morgenlied.
Avondlied.
Zondagmorgen.
Zondagavond.
De luiaard.
Onschuldig spel.
De roos.
Stelen.
De mier.
Goede voornemens:
Zomera vond.
Welkomstgroet aan de leden van het provinciaal Utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen in hunne algemeene vergadering.
Wedde. Heiligerlee.
Winschoten.
Vaderlandsche uitboezemingen.
1868; 1873.
Te Wedde.
22 Mei 1868.
Op het veld bij Heiligerlee.
23 Mei 1868.
Te Winschoten.
23 Mei 1873.
Aan den koning.
Feest-cantate.
Voor den
dag der onthulling
van het
nationaal gedenkteeken voor 1813
in het
Willemspark te 's-Gravenhage.
17 November 1869.
Gemengde gedichten.
Zesde bundel.
Onsterfelijk.
God laat groeien.
De opperzale.
Vier engelen.
(Een Recitatief).
Liefde tot Jezus.
Naar een lied uit de XVe eeuw.
(van Baerthe de Kluizenaarster.)
Verzen.
Roepstem.
In bange dagen.
Aan zekeren ouden boom.
Man van den dag.
In schoonmaakstijd.
Verbeter, en verbitter niet.
Een goede raad van Lavater.
Uw tijd.
In het Nijenburgsche Bosch.
Aan mijne Vrouw.
‘Kennis is macht.’
Star en kus.
Aan een pas geleerde.
De wilg aan een dichter.
In het Diaconessenhuis te Utrecht.
Vaderlandsche leuzen.
's Levens doel.
In den zomer.
Wat geef ik om een werelddeel?
Gebonden stijl.
De kerk op den vluchtheuvel ingewijd.
(19 Juni 1870.)
Feestzang,
gezongen op het Algemeen Evangelisch Nationaal Zendingsfeest, gehouden te Heiloo, den 22 Juni 1870.
Boetvaardigheid.
(Naar gegeven aanleiding.)
Op iemands bladvullingen.
Carpe diem.
Jan veelschrijver.
Grain de beauté.
God is liefde.
De gebroeders te Padua.
Een oude en nieuwe geschiedenis.
Hart en geest.
Groot gemak.
Heb lief.
(Naar Freiligrath.)
Strozzi's bijschrift op Michel Angelo's beeld ‘De nacht.’
Natuurkeus.
Hedendaagsche methode.
Tijdens den oorlog.
1870, 1871.
Ter gedachtenis.
De vijftiende.
Voorzienigheid.
Het Portret.
Hard en zacht.
Mispas.
Weleer en thans.
Aan den apostel johannes.
Voor den krijgsmansstand.
Aan de artsen.
Een lied op het jaarfeest der Utrechtsche zendingvereeniging.
April 1871.
Rom. XV:10-12.
Hageroos.
Ontwikkeling der vrouw.
Een lied des vertrouwens.
't Beste.
Bij het graf van mr. Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer van Dubbeldam.
Overl. 18 April 1872.
Holland.
God.
Kinderkusje.
Tactiek.
't Is alles goed.
De natuur aan den natuuronderzoeker dezes tijds.
Vernuft en vlijt.
Jantje.
Als gij voor 't laatst.
Vaderwijsheid.
Sanctum Sanctorum.
Tegenstrijdig.
Utrechts blinden
Aan hunne weldoeners, bij de opening van een nieuw voor hen bestemd werkgebouw.
Ach!
De kunst om de kunst.
Hans aan Hanslein.
(Reisherinnering.)
Kortom. - in het kort.
Tfr gelegenheid van het taalcongres te Middelburg in september 1872.
Een goede preek.
Bij het graf van Bernard Gewin.
Pracht.
Jubilarissen.
Bij den dood eens uitnemenden.
Voor de Utrechtsche waterleiding.
Baas boven baas.
Schoolverzuim.
Eenheid.
Bij het graf van eenen achttienjarige, met een bloemkrans bedekt.
Hooger waarheid.
De regenboog.
(Naar Wordsworth.)
Aan mijn vrouw.
Bij het graf eens evangeliedienaars.
Oppervlakkigheid.
Van buiten rood.
‘Lion.’
Eens vaders raad.
Audax.
Voor de vuist.
Aan sommigen.
Verkregen wensch.
Oculus animi speculum.
Nietwaar?
Macht en onmacht.
Kunstvaardig.
Echt en basterd.
Geestdrift.
Een rol te spelen.
Wie van beiden geldt
voor den grootsten held?
Tweeërlei.
Jan Zonderling.
Naar Don Manuel.
Peter de Groote's geschenk aan Willem III.
Kennis niet = kracht.
Oefening.
Erg.
Neem het beste.
Roerend.
Naar tersteegen.
Festina lente.
Geen kind des tijds.