Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 249]
| |
't Lichtgroen op 't lentefeest
Is niet zoo schoon geweest,
En ook uw zomerdos,
Glanzig en dicht,
Schitterde in 't zonnelicht
Niet met zoo rijk een gloed,
Als het dit herfstkleed doet -
Maar wees niet trotsch!
Daar hoeft geen noodorkaan
Tegen u op te staan,
Die u den kranken tooi
Wreed van de leden scheur,
Woest van de lenden vaag,
Wild over 't veld verstrooi;
Daar hoeft geen regenvlaag,
Die al uw gloed en kleur
Uitwisch, en doe vergaan
't Hachlijke mooi.
Spare u geweld en macht:
't Vorstje van éénen nacht,
Pronk zonder pit of kracht!
Nadert u stil en zacht....
Maakt u zijn prooi.
October 1886.
|
|