Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Quis Separabit? In derven en verwerven Gevoelen zij uw hand; In leven en in sterven Blijft U hun hart verpand; Hoe vaak zij 't ook verkerven, Gij maakt hen nooit te schand, Die 't heillot zullen erven Van 't hemelsch vaderland. Wat zal van U hen scheuren, Die uwe kindren zijn? Geen lijden en geen treuren, Geen lijfs- of zielepijn; Wat zorg hun vrede steuren, Wat wolk den zonneschijn, Daar zij het hoofd in beuren, Die zeggen: ‘Gij zijt mijn!’ ‘Mijn God, mijn deel, mijn leven, Mijn burcht, mijn schild, mijn loon; Gij hebt U mij gegeven In Christus uwen Zoon; U aan te mogen kleven Heft boven lof en hoon; De vrees is uitgedreven; De liefde zit ten troon.’ Vorige Volgende