Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Lof der vrouwen. Le donne antique hanno mirabil cose Fatto nell' arme e nelle sacre muse; etc. Orl. Fur. XX. 1. 2. 3. De vrouwen hebben oulings groote dingen Bestaan op 't oorlogsveld, in 't muzenkoor. Haar schoon bedrijf zien wij een glans omringen, Die schittren mag de gansche wereld door. Camilla en Harpalice verdringen, Om de eerepalm, elkaar in 't heldenspoor; [pagina 199] [p. 199] Corinne en Saffo, groote geesten boven Veel mans! niets zal uw luister ooit verdooven. De vrouwen blonken schittrend t' allertijd In iedre kunst daar zij haar hart aan gaven. Elk, die een uur in 't oud geschiedboek slijt, Ziet overal haar faam en grootheid staven, Scheen 't anders in een later eeuw, 't verwijt Treff' slechts de blinden voor haar geest en gaven. 't Was domheid bij de schrijvers, of misschien Jaloerschheid, die maar liever niet wou zien. Maar wie ontveinst zich dat, in onze dagen, Zooveel verdienste in eedle vrouwen blinkt, Dat ieder volgende eeuwkring zal gewagen Van namen, nu geboekt met gulden inkt? Vergeefs, vergeefs, zoo booze tongen knagen Aan 't geen verrukt en tot bewondring dwingt! [Schwartze! uw penseel, Toussaint! uw zwaneveder Richt u een eerzuil op - wie werpt die neder?] Vorige Volgende