Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 185]
| |
Astolfo's maanbezoek.
| |
[pagina 186]
| |
Astolfo, woest, maar dapper Engelsch prins, die zich mede met Karel den Groote tegen de Saracenen verbonden heeft, is onder de helden van diens gevolg, in dit dichtwerk, wel een dergenen, wier lotgevallen het verscheidenst en het ongehoordst zijn. Hij is al eens op den rug van een walvisch door de zee naar het eiland eener toovergodin gevoerd, waar hem lief en leed wedervaren, waar hij ten slotte door deze in een mirteboom veranderd is; maar door eene andere in zijn vorige gedaante hersteld, en met een boek begiftigd, waardoor hij in de toekomst kan lezen, en met een hoorn, waarop hij slechts heeft te blazen om mensch en dier van schrik te doen verstijven en weerloos te maken. Nu vinden wij hem in den zadel op een hippogryf, wonderwezen, half paard, half griffioen. dat hem bevorens aan de poort der hel gebracht heeft, maar hem nu door de lucht zal voeren tot een tocht, waarvan de volgende verzen de geschiedenis en het doel doen kennen. |
|