Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekendHet lied van de cel.Hoezee! wij komen uit de Cel,
Wij meisjes en wij knapen,
En uit dezelfde cel nog wel,
Met schimmels, oesters, apen!
't Ging immers langs een rechte lijn,
Van 't minste tot de meesten,
Tot waar een epicurisch zwijn
De koning is der beesten!
Natuur-keur ving de schaakling aan,
En, waar haar kunst bleef steken,
Heeft wille-keur de rest gedaan,
Die van zich af durft sprekenGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 121]
| |
Hoezee! wat groeit, wat vliegt, watzwemt,
Het tam gedierte en 't wilde,
't Is al, met ons, tot niets bestemd,
't Groot Cellebroeders-gilde!
|
|