Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Laat de leer voor andren staan. Laat de leer voor andren staan, Daar gij langs zijt opgegaan, Om zoo schoon een vrucht te plukken, Als geen mensch kan gadeslaan, Zonder innig zielsverrukken. Wijs den dwalende het pad, Dat uw wijzer voet betrad, Om den doolhof uit te komen, Die ook u verbijsterd had En een wis verderf deed schromen. Toon den sukkelaar 't recept, Dat gij tegen krankheên hebt, Die haar aantocht merken laten, Eer de kwaal een toestand schept, Dat geen medicijnen baten. Zeg niet met een koel gelaat: ‘Elk moet weten wat hem baat, Wat hem uithelpt, of doet slagen!’ Reik de hand tot raad en daad, Waar een oog die schijnt te vragen. Vorige Volgende