Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 'T Poëtisch oor. Gij toetst en recenseert gedichten; Maar hebt gij 't oor voor poëzy? Om met rechtvaardigheid te richten, Hoort dat er wel een weinig bij. Ook zonder muzikaal gehoor Kan 't spel der tonen iemand roeren; Maar als een kenner 't woord te voeren Kan, zonder dat, er moeilijk door. Ach, menigeen die vonnis spreekt Met zelfbetrouwend stemverheffen, Is niet bij machte te beseffen Wat hem, bij 't geen hij heeft, ontbreekt. Hij heeft vernuft en spreekt met macht, Door ieder die hem leest bewonderd, Het gild der dichters uitgezonderd, Dat om zijn hoogwijze' onzin lacht. Gij, die uzelv' een oordeel gunt, Lees, lees mij verzen, en 't zal blijken Of gij een deugdlijk vonnis strijken, Of zelfs niet deugdlijk hooren kunt; Of gij den zang in 't dicht gevoelt, 't Gevoel des dichters na kunt voelen, Beseffen wat de toon bedoelt, Of slechts uw mond met woorden spoelen. Vorige Volgende