Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Blijde verwachting. Maart 1880. Nu spreidt de hoop haar schoonste stralen, En doet een zachten rozengloed Op een lief kinderhoofdje dalen, Dat ze in 't verschiet aanschouwen doet. Wat spruitje zal ons de Almacht geven, Om op te wassen bij den troon? Der Moederliefde zij 't om 't even: De Koningin verlangt een Zoon. Des moog de Hemel zich ontfermen, Dat Zij vol vreugd, na korte smart, Een Prins legge in haars Konings armen, Een Kind drukke aan haar Moeder-hart. Vorige Volgende