Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Roem. De Roem, de Roem, de ware Roem Verstaat zich niet op liegen. Heeft elk gewas zijn eigen bloem: Die bloem kan niet bedriegen. Waar zich de bloem des Roems ontsluit, Daar is een wortel, waar ze uit spruit; Daar is een grootheid, die zich kroont Met onverdoof bre stralen. Wee, die haar door zijn twijflen hoont, Of lastert door zijn smalen! Verwierf hij ook een enkle stem: De stem der eeuwen brandmerkt hem. Maar noem geen Roem het luid geschreeuw, De laffe huldeblijken, 't Dienstvaardig schepsel zijner eeuw Gebracht door zijns gelijken, Waar elk, voor ware grootheid blind, Zichzelven toejuicht in dien vrind. Vorige Volgende