Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Afval. Wat afvalt van den hoogen God, Moet vallen. Een zelfde schuld: een zelfde lot Voor allen. 't Gezin, 't geslacht, het volk, de staat, De kleinen en de grooten: Verlaten wordt wat God verlaat, Wat God verstoot, verstooten. Wel hoort men daaglijks stem op stem Weerklinken: ‘Geen nood! wij redden 't zonder Hem!’ Maar die het zeggen - zinken. Vorige Volgende