Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Gulden bruidspaar. Vijftig jaar vereend, Lief en leed gedragen; Dikwijls veel geweend, Zonder veel te klagen; Dikwijls veel gesmaakt Van des Heeren goedheid; Over 't hart gewaakt Bij 't genot dier zoetheid; En bij bittre togen Ook den troost gekend. Die zich uit den Hoogen Tot de harten wendt. De Echtgenoot nog krachtig En vol levensmoed; Schoon nabij de tachtig Nog vol geest en gloed; 't Vrouwtje wel wat zwakker, Maar, hoe slecht gesteld, [pagina 42] [p. 42] Levendig en wakker Waar het liefde geldt, Liefde voor haar gade, Liefde voor haar kroost, Dat zij Gods genade Opdraagt onverpoosd. ‘Blijft nog wat verbonden, Wordt nog lang gespaard!’ Roepen hart en monden, ‘Want gij zijt het waard!’ Maar Gij buigt ootmoedig 't Hoofd, en schikt u stil (Koom hij spade of spoedig) Naar des Heeren wil. Vorige Volgende