Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aan Favellus. Uw stijl, Favellus, is een nufje. Zij draagt altijd het nieuwste snufje; Zij rijgt zich stijfjes, schoeit zich knapjes, En tript daarheen met kleine stapjes, Laat luid haar hooge hakjes tikken, Trousseert haar kleedje alle oogenblikken, Om ieder vuiltjen, ieder spatje Met zorg te mijden op haar padje, En weet maar niet hoe zich te wenden Om van de vrienden en bekenden Steeds meer de opmerkzaamheid te trekken, En elks bewondring op te wekken; Ook gaat zij nooit voorbij, Favel! Of ieder onzer zegt: ‘Wel! wel!’ Vorige Volgende