Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 38]
| |
Geen nood! Zij leeft en wacht haar dag,
En zal, zoo vroolijk als zij plag,
Zich weer met bloemen kronen
En al haar schatten toonen.
Wat dreiging van een dag vol leeds
Kwam hier de bruidsvreugd stuiten,
En sloot door zorg en bange vrees
Haar feestlijkheden buiten?
Geen nood! De liefde leeft in 't hart;
Zij mint de vreugd, maar schuwt geen smart;
Zij groeit bij droefenissen,
En kan den feestdisch missen.
Doet dit uw eerste tegenspoed
U voelen en ervaren:
Lief paar! waag dan met blijden moed
Uw scheepjen aan de baren.
Is 't ebbe en vloed op 's levens zee,
Zijn wind en stroom niet altijd mee:
't Geluk is in den zegen
Der trouwe min gelegen.
Doch is 't geluk voor 't wenschen veil
Van die u thans omringen,
Dan voegt zich bij dat innig heil
Nog tal van zegeningen.
Haast wijk' de koude en bloeie 't veld,
Straks zij de kranke weer hersteld,
En eerlang, eerlang dage
Wat goeds uit 's Gravenhage.Ga naar voetnoot1)
|
|