Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekendAgnes bruid.‘Ik had in mijn gedachten
U reeds vaarwel gezeid,
U reeds in 't grafje neergeleid,
Waar wij uw broertje brachten
Met groote treurigheid.
Maar God heeft ons gegeven
Dat gij behouden werdt,
Een groote vreugd voor groote smart;
U als op nieuw het leven,
Ons een erkentlijk hart.’
Zoo sprak, voor twintig jaren,
Mijn diepgevoelde dank.Ga naar voetnoot1)
Nu eischt de tijd een andren klank
Van mijn verheugde snaren,
Een vroolijk feestgezang.
Hoe trilt bij u te aanschouwen
De vaderlijke luit,
Geliefde Dochter, schoone Bruid,
Hoe galmt zij onweerhouen
Haar blijdste tonen uit!
Al brak ook dezer dagen
Een dierbaar leven af,
Al keer ik van eens broeders graf,
Waar wees en weduw klagen
Tot Hem, die nam en gaf:
Het floers moet weggenomen,
Hoe zwaar en wettig 't drukk';
De smart moet wijken voor 't geluk;
De vreugd moet boven komen;
God geeft haar; voet bij stuk!
O Bruid, zoo jong van jaren,
Zoo vroolijk van gelaat!
| |
[pagina 15]
| |
Hoe lacht u 't leven toe; hoe laat
Gij alle zorgen varen
En vreest geen leed of kwaad.
Want niets hebt gij te duchten
In de armen van een vrind,
Die met geheel zijn hart u mint
En voor uw minste zuchten
Den besten balsem vindt.
O Bruigom, zoo vol leven,
Zoo vol van liefde en jeugd!
Hoe haakt uw hart, met louter vreugd
De aanstaande vrouw te omgeven,
Gelukkig dat gij 't meugt.
Want wat, voor duizend weken,
'k Haar vriendlijk heb verzocht
Dat zij op aarde wezen mocht,
Dat is zij u gebleken,
Hoe weinig zij 't zich docht.Ga naar voetnoot1)
Hoe blij zien vriend en magen,
Lief Paar! uw echtpad in!
Want hart aan hart, één ziel en zin,
En 't oog op God geslagen,
Dat maakt een goed begin.
En de ouderlijke zegen
Zal, met zijn vol genot,
Van vier op aarde en één' bij God
U volgen op uw wegen
En meêgaan in uw lot.
Dies juichen stem en snaren
U toe met Iniden klank:
't Geluk is groot; zijn duur zij lang;
Geniet het vele jaren;
En zegt den Hemel dank!
Augustus 1874.
|
|