Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aan een pessimist. Als 't regent, daar de zon bij schijnt Ziet gij alleen den regen; Ik vestig op de zon mijn oog En op dien lieven regenboog, En lach hem hoopvol tegen. ‘Goed! Maar intusschen wordt gij nat.’ O ja, dat was te duchten, Zoo ik mijn regenscherm niet had, Dat 'k altijd meeneem op mijn pad. Bij 't zien van donkre luchten. ‘Maar als uw regenboog verdwijnt, De regen door blijft stroomen; Als giet- op gietbui nederstort, Uw scherm ten laatste nutloos wordt...’ 'k Zoek dan een onderkomen. Ik schuil, maar pruil niet, beste vrind! En mijd de lui die pruilen. De felste bui houdt eenmaal op; Maar van den regen in den drop Kwam, die bij U kwam schuilen. Vorige Volgende