R. Hogerbeets aen zijn suster.
SEer beminde alderliefste Suster, ik kome uwe l. dus haest weder besoeken met dit kleyn brief ken, om dat den bygaenden met den eersten dient bestelt, wilt den goeden Vriendt, daer aen hy houdt, na mijne hertelijke groetenisse seggen, dat ik desen open heb ontfangen, met last om die eens te willen overlesen, ende dan met een couverte toesluyten, ende het opschrift daer op stellen, gelijk ik gedaen hebbe, Over acht dagen ontfingh ik van mijn kinderen uyt den Hage tijdingh dat ik tot Woerden op 't huys soud' mogen komen, dan dat sy daer van met den Casteleyn eerst mosten handelen, wat dat te seggen is, en weet ik niet, noch ook in wat voegen dat ik daer sal zijn, verstaet men dat ik daer mede op een kamer altijdt sal opgesloten worden, als hier, soo ben ik van erger conditie daer, als ik nu hier ben, want hier heb ik noch soo veel dat ik al te met van de Broeders mijne mede gevangens wat hoore, daer zal ik gans alleen zijn, dan dat ist, datter wat nader is by de handt, ik zal mijn in alles gerust stellen, Godt de Heere zal mijnder niet vergeten, als hy kompt zal alles voor mijn open, gevanckenis deuren, noch grendels en zullen mijn niet konnen houden, hier mede zeer l. ende beminde Suster na mijne en mijns Dochters Marie zeer vriendelijke groetenisse ook aen uwe l. Dochters mijn l. Nichten, ende aen alle die vrienden en goede bekenden, zijt Gode Almachtigh bevolen, Dezen 22. Iunij 1625.
Uwe l. zeer Dienstwillige Broeder
R. HOGERBEETS.
EYNDE.