De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus
(2004)–Carel Baten– Auteursrechtelijk beschermdDoctor Faustus sloectGa naar margenoot4 eenen boer synen gheheelen waghen met hoyGa naar margenoot5 met de peerden in syn lijf.HY quam eens in de stadt GothaGa naar margenoot6 int lant te DuringenGa naar margenoot7, alwaer hy wat te doene hadde. Ende alsootGa naar margenoot8 in junioGa naar margenoot9 was ende men overal hoy innevoerde, so is hy met eenige zijne bekende gaen wandelen, recht tegens den avent als hy wel-beschoncken was. Ende als nu Doctor Faustus met zijn geselschap voor de poorte quamen langs der stadt vesten ghewandelt, so quam hem int gemoetGa naar margenoot10 eenen wagen met hoy. Ende Doctor Faustus ghinc in den vaerwechGa naar margenoot11, waerdoor dat hem den boer moeste aenspreken ende segghen dat hy aen deenGa naar margenoot12 zijde gaen soude. Doctor Faustus, die wel-beschoncken was, gaf hem voor een antwoorde: ‘Nu sal ick sien of ghy my oft dat ick u sal moeten wijcken. Hebt ghy, boer, wel oyt gesien dat eenen droncken man eenen hoywagen heeft moeten wijcken?’ De boer, dese woorden hoorende, wert heel toornich ende gaf Fausto veel spijtigeGa naar margenoot13 woorden, denwelcken Doctor Faustus wederom antwoorde: ‘Hoeso, ghy boer, wildy my noch trotsenGa naar margenoot14? Ende maect my niet veel woorden of ic ete uwen wagen met hoy ende de peerden in mijn lijf.’ Daerop antwoorde den boer: ‘Dat doetGa naar margenoot15, ende eet oock mijnen dreckGa naar margenoot16 daertoe!’, waerop Doctor Faustus hem alsoo verblinde dat hem anders niet en | |
[Folio 34r]
| |
dochte dan dat hy eenen mont so groot als een poorte hadde waermede dat hy ten eersten de peerden, daerna den hoywagen insloecte ende verslinde, waerdoor dat den boer seer verschricte ende liep stracx na den borghemeester toe, denwelcken hy voor de waerheyt claechde al tgene dat hem ghebeurt was. De borghemeester liep met hem ende hem verlangde sulcx te sien. Als sy nu voor de poorte quamen, so stont den wagen ende peerden daer alst behoorde. Ende Faustus en had hem maer verblint. |
|