De cijfferinghe (1604)(2004)–Willem Bartjens– Auteursrechtelijk beschermdHet rekenboek van de beroemde schoolmeester Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] d'Autheur tot zijnen Boeck. Satyrae. DE koude schrale wind, de harde hagel-steenen, En wit gevlocte-sneeuw, die vallē dick met eenē Den Reyser op zijn lijf, als hy de wegh betreedt: Slagh regen duyster-mist, en hysel doen hem leet. Dit sorgh ick sal oock dy noch meningh maal weer varen. Soo ghy komt op de baan, O werck onervaren: V wijsheyt is niet groot ghy zijt noch Zoch gewent: Niet goet ist (dat ghy 'tweet) by yeder zijn ontrent, Soo dra hun wort bewust uws swacke krachts vermogen, Haar doncker swarte Nijt die vlieght u stracx in d'oogen Met gnorren, morren wreed, en lippen byten veel Op dy uytspouwen, 'tgeen schuylt in haar heete keel. Maar ofick dit al Zeg, 'tgaat in en uyt uw' ooren: Mijn woorden acht ghy niet, het Reysen stelt ghy vooren. Dan hoort des' lesse noch: Als Momus dy beschimpt. (Off ander wie hy zy die zeen en ader crimpt:) Dat gh' u soo kloec vermant, en komt als werc met eeren: Soo spreeck ick kom 'tis waar, maar wil geen wijse leeren, Dan hebbe lust en sin de domme Ieught te raan Tot 'tgeen eerst noodigh is omt Rek'nen te bestaan, Het overschot den tijt door lust sal mede brengen Soo God ons zegen geeft en leven wil gehengen. t' Sermoen is uyt, vaart wel: bethoont wie dat ghy zijt. Die raad der vvijsē volgt voor misval vvort bevrijt. Wil brengt smael. Vorige Volgende