Bijlage 8
Uittreksel van het testament van Jacobus Barnaart Jr.
In zijn testament opgemaakt bij notaris Nicolaas Galle op 9 maart 1763 geeft hij geen specificatie van zijn bezittingen. Hij laat bij overlijden alles na aan zijn moeder, en zijn op dat moment in leven zijnde zusters of in geval van vooroverlijden aan haar kinderen. Hij vermaakt 1000,- gulden aan de ‘Mennonietegemeente haare vergaderinge houdende op het klein Heijligland’ en aan het ‘Aalmoesseniers en Werkhuijs dezer stad’ eveneens een bedrag van 1000,- gulden.. Jacobus Hoofd krijgt 2000,- gulden (GAH, Oud nota arch., inv. nr: 1165, acte nummer 90).
Op het voorblad van het testament staat: ‘Testament zonder verband van iemand gedeclareerd hebbende tusschen de vijftig en honderdduizend guldens te zijn gegoed’.
Uit het archief van de collaterale successie heb ik de bezittingen gevonden van Jacobus toen hij overleed. Hierin worden alleen genoemd enkele huizen of mede-eigendom van huizen, een olijmoolen, de helft van een een jagt of schuitenhuis in het Spaarne. De totale waarde van het onroerend goed werd getaxeerd op 8450 gulden.
Daarnaast bezat hij nog 3/10 deel in een ‘schepen schuldbrief’ (waarde fl 90,-), een ‘losrente brief’ met een waarde van fl 350,-. Ook had hij geld gestoken in fondsen ‘op’ Engeland en staatsobligaties ‘op’ Frankrijk voor de betaling van schulden van Canada. Tenslotte nog enige schuldbrieven, alles bij elkaar voor een waarde van ruim 11000 gulden. In het totaal bedroeg de waarde van zijn nalatenschap 20594,80 gulden. Hoewel hij her en der in akten als handelaar in manufacturen wordt genoemd blijkt daarvan niets uit zijn nalatenschap.
Verder bleek dat hij tot zijn erfgenamen heeft benoemd zijn zuster en de kinderen van twee zusters, die zelf reeds overleden waren. (GAH, Archief: Collaterale successie SAK 13.550)