zoeterig
zoeterig (bn. en bw.)
• | zoetig, zoetsappig, zoetelijk |
Over de fragiele stukken draagt de Chris Janssens-vrouw een grof gebreid lang vest, of een lange sjaal, en brede lederen ceinturen maken dat het geheel niet te zoeterig uitvalt. - DM, 03-08-2002
|
|