Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 373] [p. 373] vrachtvoerder vrachtvoerder (de, -s) •vrachtrijder, vrachtwagenchauffeur De vrachtvoerder die twee olietanks vulde, moest dringend naar het toilet. Hij liet zijn vrachtwagen achter, één van de tanks stroomde over. - GvA, 14-03-2000 Vorige Volgende